We vinden het vaak zo moeilijk wat te zeggen of te doen als in onze omgeving iemand gestorven is. We kunnen niet de woorden vinden en voelen ons vaak met lege handen staan. We maken dit allemaal mee, dat ongemakkelijke gevoel. Het is vaak lastig en soms gemakkelijk om het er maar niet over te hebben. We hebben moeite om met zulke kwetsbare momenten om te gaan. Tijdens mijn lezingen die ik geef, hoor ik zo vaak hoe betekenisvol het voor rouwenden is geweest als mensen er voor hun waren, op hun eigen manier. Het hielp hen in hun rouwproces. Voor de rouwende kan het zo helpen als ze hun verhaal kunnen vertellen. Het helpt hen om grip te krijgen op wat er gebeurd is. Luisteren en er zijn, zijn vitaminen voor de rouwende.
Verder in mijn blog heb ik wat adviezen over wat je beter wel en wat je beter niet kunt zeggen of doen.

Wat je beter wel kunt doen of zeggen:
- Je kunt zeggen: “Hoe gaat het op het moment” of “Hoe ben je de laatste tijd doorgekomen?”
- Iets zeggen is altijd beter dan niets zeggen.
- Vraag aan de rouwende of ze behoefte hebben om erover te praten en respecteer het als ze dat niet willen.
- Als je hulp biedt, houdt het dan praktisch, bijvoorbeeld: bied concreet aan dat je een keer kunt helpen met koken of de tuin onderhouden. Of vraag of hij/zij zin heeft om te gaan wandelen.
- Of je kunt vragen wat je voor de ander kunt betekenen.
- Noem de dierbare bij naam, vaak vinden rouwende dat juist prettig dat hun dierbare op deze manier blijft bestaan.
- Soms kan een vergelijkbare ervaring bestaan uit een soort lotgenotencontact. Als iemand zijn zus heeft verloren en je hebt hetzelfde meegemaakt, kan het fijn en hoopvol zijn ervaringen uit te wisselen.
- Je hoeft niet altijd iets te zeggen; je aanwezigheid is van belang of sla een arm om de rouwende heen als dat gepast is.
- Je kunt zeggen: “Wat erg dat je dat moet meemaken.” (herkenning) of “Het is begrijpelijk dat je boos en verdrietig bent”. Je zult merken als je dit benoemt dat mensen niet hoeven te knokken voor erkenning van hun verdriet en daardoor ook zelf meer positieve kanten kunnen zien.
- Luister naar wat de rouwende te vertellen heeft; het is juist fijn om gehoord te worden en dat bevordert het rouwen.
Wat je beter niet kunt doen of zeggen:
- Zeg niet “Ik kan het begrijpen” als je niet hetzelfde verlies hebt meegemaakt. De rouwende voelt zich dan niet gehoord.
- Zeg niet tegen een weduwe met drie kinderen “Neem tijd voor jezelf”, het zijn vaak adviezen van omstanders met een machteloos gevoel. Ze vinden het moeilijk iemand pijn te zien hebben.
- Houd adviezen bij jezelf of: geef geen adviezen en laat diegene weten dat je aan hem of haar denkt.
- Ga niet zeggen: “Het is goed zo”. Zo’n opmerking maakt boos en creëert meer afstand.
- Praat niet over koetjes en kalfjes. Je kan beter stuntelend zeggen: “Ik weet niet wat ik moet zeggen” dan iemand negeren.
- Maak geen beloftes zoals: “Je kunt altijd op me leunen” of “Ik zal er altijd voor je zijn”. Dit zorgt alleen voor teleurstellingen. Je hebt immers ook je eigen leven. Je zegt het om de situatie te verzachten met het tegenovergestelde effect.
- Wanneer een rouwende zijn of haar verhaal doet, onderbreek dat dan niet en kom niet met een vergelijkbare ervaring van jezelf of van een ander. Het is niet het moment om over je eigen sores te praten. Het haalt de aandacht weg bij de rouwende die misschien net moed heeft verzameld om zijn of haar verhaal te vertellen en dat daarna minder snel weer zal doen.
- Over het algemeen is het niet helpend om te vertellen dat andere mensen iemand verloren hebben en hoe die hiermee zijn omgegaan. Een rouwproces is individueel en niet op een ander toe te passen.
- Zeg niet tegen de rouwende als hun dierbare suïcide heeft gepleegd: “Heb je het zien aankomen?” Je spreekt dan hun schuldgevoel aan.
- Zeg nooit ”De andere is er nog erger aan toe”. Rouw is niet te wegen, er bestaat geen leedconcurrentie. Rouwen is individueel, dus voor iedereen anders.
- Vraag niet: “Gaat het alweer goed met je? Maar: “Hoe gaat het nu met je?”.